Ga naar main content
vilda-160521-nestkast-voor-mezen-lars-soerink-1900-px-64942.jpg
Lars Soerink

Zes cruciale zaken om aan te denken wanneer je een nestkastje ophangt

Lentekriebels gesignaleerd! De natuur draait weer op volle toeren en daarbij horen natuurlijk de nodige vlinders in de buik (en struik). Wil jij een verliefd koppeltje ontvangen in jouw tuin? Misschien word je binnenkort wel trotse pleeggrootouder van een stel kwieke vogeljongen. Met deze tips maak je van jouw nestkastje een echte broed-hotspot. 

#1 Locatie is alles

Vraag aan honderd vogels welke ingrediënten ze cruciaal vinden om te broeden en het gouden trio ‘rust, voedsel en veiligheid’ komt er geheid als grote winnaar uit. Het loont dus de moeite om jouw pas getimmerde (of gekochte) nestkast op een zorgvuldig uitgekozen locatie op te hangen. Kies een rustig plekje uit, dus niet naast het raam van je puberzoon of in de boom naast de carport. Hoe moeilijker het is voor jou om in de nestplek te gluren, hoe beter: zo kom je niet in de verleiding om te vaak (of te vroeg) een kijkje te nemen. Vogelouders die verstoord worden in hun ouderlijke taken kunnen zomaar hun nest verlaten om elders opnieuw te beginnen. En daar zijn jouw tuinkleinkinderen dan de dupe van.

Nieuwe nestkasten hang je best al in de herfst van het vorige jaar op. Dan kunnen vogels de locatie al leren kennen of zelfs gebruiken om te schuilen op gure winterdagen. Toch ben je niet gegarandeerd te laat als je nu nog een nestkast inricht. Sommige Afrikareizigers zoals de gekraagde roodstaart en de bonte vliegenvanger komen pas laat in het voorjaar aan in ons land. Door in april nog nestkasten op te hangen, komen zij ook nog aan hun trekken. 

#2 Hoe hoog hang je een nestkastje best op?

Heel wat tuinvogels vinden een hoogte van 1,5 tot 2 meter prima om zich in te nestelen. Sommige hebben het liever wat lager, zij broeden meestal in het struikgewas, boombroeders willen liever wat hoger kinderen krijgen. Lopen er katten rond in jouw buurt, hang nestkastjes dan liefst minstens 2 m hoog. Heb je meerdere geschikte bomen om een nestkast aan te hangen, plaats ze dan ver genoeg uit elkaar want de meeste vogels – zeker wanneer ze broeden – zijn erg territoriaal. Een afstand van minstens 3 m is ideaal voor nestkasten voor verschillende vogelsoorten, voor dezelfde vogelsoort is 10 m het absolute minimum. Alleen koloniebroeders – zwaluwen en huismussen – kan je dicht bij elkaar laten broeden. 

#3 Een voedselrijke tuin

Een tuin vol lekkers is een paradijs om jongen groot te brengen. Dat wil niet zeggen dat je jouw broedgasten moet gaan bijvoeren, wel dat je je tuin best omtovert tot een levend vogelbuffet. Dat doe je zo: 

  • Maai je gazon eens wat minder vaak, dan kunnen planten tot bloei komen en insecten aantrekken. 
  • Plant inheemse bloemen en struiken, want dat zijn echte insectenmagneten. 
  • Laat snoeiafval liggen, dat zorgt voor beschutting om voedsel in te zoeken, maar je kan er ook grondbroeders mee uitnodigen. 
  • Ruim afgevallen bladeren niet op, daaronder krioelt het van de spinnen, insecten en wormen. 
  • Maak een takkenwal om de biodiversiteit in je tuin te vergroten
  • Plant bessendragende planten aan, zoals de soorten die we in dit artikel voor jou verzamelden. 

Denk ook aan drinkwater voor je broedende vogels. Plaats een ondiepe drinkschaal op enkele meters van het nest, vlak buiten het territorium van een koppeltje. Zo hebben ze continu water ter beschikking, zonder het te moeten verdedigen tegen andere broedvogels. 

vilda-55974-ringmus-voert-jong-lars-soerink-800-px-64940.jpg
Lars Soerink

#4 Kies zorgvuldig een goede invliegrichting

Vanuit het noorden tot het oosten waait er in ons land het minste wind. Door je nestkasten met de ingang in die richting op te hangen, voorkom je dat slagregen de vogelwoning onder water zet. Bovendien hou je zo direct zonlicht buiten. 

Vogels houden ervan om in één vloeiende beweging te kunnen binnenvliegen. Takken of twijgen vlak voor de invliegopening zijn een no-go. Natuurlijk hangt een nest wel liefst zo beschut mogelijk: beplanting in de nabije omgeving zijn een grote plus. Zo valt de nestplek minder op en hebben vliegvlugge jongen meteen een uitvalsbasis tijdens hun eerste vluchten. 

Halfopen nestkasten, zoals die voor merels of roodborsten, zijn veel kwetsbaarder voor roofdieren. Zij houden wel van veel beschutting – hoe meer hoe liever. Hang hun nestkasten daarom op in een dichte haag of tegen een klimopmuur

#5 Wees katten te slim af

Broeden er vogels in je buurt, vraag dan aan je buren om hun katten binnen te houden op het moment dat de jongen voor het eerst hun vleugels uitslaan. Monteer een kraag van kippengaas onder de nestkast, zodat katten niet tot bij de ingang kunnen klimmen. Heb je een ingesloten tuin, dan kan je ‘kattenrollen’ bovenop je schutting installeren om katten op een diervriendelijke manier uit je tuin te houden. 

#6 Maak het nestkastje weer schoon voor nieuwe bewoners

De herfst is het ideale moment om je nestkast weer schoon te maken. Het broedseizoen is voorbij en alle jongen zijn uitgevlogen. Maak het nestkastje eerst helemaal leeg, de bewoners van volgend jaar zorgen liever zelf voor hun binnenhuisinrichting. Gebruik heet water en een borstel om te schrobben, maar geen chemische reinigingsmiddelen. Hang het nestkastje nadien weer terug, zodat de vogels in je tuin er terug aan kunnen wennen. Zo weten ze in het voorjaar meteen de weg naar jouw veilige kraamkamer

vilda-95672-bonte-vliegenvanger-kijkt-uit-nestkast-lars-soerink-800-px-64941.jpg
Lars Soerink

Meer over


Gerelateerde artikels