Ga naar main content
wespen.jpg

Wanneer vormen dieren een plaag?

“We zitten met een echte wespenplaag in onze tuin!” Een uitspraak die je tijdens warme zomermaanden vast al eens hebt gehoord in je omgeving. Het woord ‘plaag’ klinkt best angstaanjagend, maar neemt de aanwezigheid van plaagdieren net zo’n apocalyptische vormen aan als de term doet vermoeden?

Bijbelse proporties

Wist je dat plagen pas ontstaan zijn sinds de mens tienduizend jaar geleden gewassen begon te verbouwen? Op een boerderij met monocultuur kan een sprinkhaan, een bladluis of een muis zonder al te veel moeite zijn buikje rond eten aan zijn favoriete ingrediënt – dat ook nog eens van topkwaliteit is – en loopt hij een veel lager risico om door zijn natuurlijke vijanden een kopje kleiner gemaakt te worden. In de wilde natuur is dat wel even anders! Door het exporteren van die gewassen naar andere landen of zelfs continenten, konden een heleboel plaagdieren zich bovendien makkelijk over de hele aardbol verspreiden. Dat fenomeen zie je vandaag trouwens weer opduiken in de toename van bedwantsen in Europa – met dank aan onze nimmer te stillen wanderlust. Kortom, plagen zijn geen uitvinding van onze natuur, maar van de mens.

Vooraleer we kunnen spreken van een plaag, moeten we de definitie van dit woord eerst eventjes onder de loep leggen. Het verklarend woordenboek leert ons dat een plaag synoniem is met onheil of rampspoed – in een Bijbelse context gaat het zelfs over een ‘hemelse straf’, zoals de Tien Plagen van Egypte. Niet toevallig kwamen er in deze beroemde passage uit het Oude Testament ook tal van beestjes uit de lucht gevallen, van kikkers tot luizen en van steekvliegen tot sprinkhanen. Een straf van God voor de farao van het Oude Egypte, die de Israëlieten niet uit zijn land wou laten vertrekken, maar vooral erg vervelend voor de Egyptenaren, die met de bijbehorende overlast opgezadeld werden.

Wel of geen plaag?

Laat dat woordje ‘overlast’ nu net cruciaal zijn om een plaag te definiëren. Want is de plots toegenomen aanwezigheid van één bepaalde soort ‘ongedierte’ in onze omgeving dan meteen een plaag? Dat moeten we toch een beetje nuanceren, aan de hand van een voorbeeld: de wesp. Een wespennest in je tuin is nog lang niet hetzelfde als een wespenplaag. Als een wespenkoningin in het voorjaar een nest gemaakt heeft onder de dakrand van je tuinhuisje, dan mag je je vanaf augustus verwachten aan uitvliegende werksters die op zoek gaan naar zoetigheden om de larven te voeden. Zit je dan op het terras te lunchen en komen er ineens een aantal zwart-gele bezoekers rond je blikje cola zoemen, dan spreek je misschien al snel van een plaag. Maar eigenlijk is dit gewoon normaal gedrag van een wespenkolonie. Als jij de wespen niet verstoort in hun dagelijkse doen en laten, dan zullen ze jou ook geen last bezorgen. Rustig blijven is de boodschap! En zet misschien een apart glaasje frisdrank in de buurt van hun nest, zodat ze niet uit dat van jou komen slurpen.

wespennest.jpg

Wanneer na een zachte winter ook een warme zomer volgt, dan neemt de populatie wespen wel plots een hoge vlucht. In de nieuwsberichten wordt dan al snel de term ‘wespenplaag’ gehanteerd. Is dat terecht? Min of meer. Het klopt dat een groter aantal wespen ook een grotere kans op overlast met zich meebrengt, omdat hun paden dan makkelijker kruisen met die van ons. De kans dat we elkaar in de weg gaan lopen en irriteren, neemt dan ook toe. Zodra je niet meer ongestoord door je tuin kan wandelen zonder langs alle kanten belaagd te worden door wespen met een kort lontje – of erger nog: wanneer je te maken hebt met Aziatische hoornaars – is het aangewezen om het nest te laten verdelgen. Zeker mensen die allergisch zijn aan wespensteken moeten niet wachten tot het nest begint te gonzen van de bedrijvigheid, maar preventief actie ondernemen door de papieren bol te (laten) verwijderen. Hangen de wespennesten echter op een plek waar jij zelden passeert, dan zal je er ook veel minder last van ondervinden, zelfs als ze met wat meer zijn dan het jaar voordien. 

Van de regen in de drup

Van een ongedierteplaag spreken we dus pas wanneer de situatie echt uit de hand loopt en de plaagdieren in kwestie voor opmerkelijke hinder of aanzienlijk gevaar voor de gezondheid zorgen. Dit laat natuurlijk niet weg dat een ogenschijnlijk onschuldige situatie al snel zorgwekkende proporties kan aannemen ... Misschien heb je slechts twee muizen in je huis zien rondrennen, maar als het toevallig een mannetje en een vrouwtje zijn, dan kan je binnen enkele weken wél met een heuse muizenplaag opgescheept zitten. En ook voor de natuur kan een plaag schadelijk zijn – denk maar aan de letterzetter, een vraatzuchtige schorskever die een heel sparrenbos naar de verdoemenis kan helpen eens hij zijn tanden erin heeft gezet.

Hoe dan ook geldt: voorkomen is beter dan bestrijden. Dat blijkt eens te meer wanneer we de oorzaken van de toename van de populaties eikenprocessierupsen van de voorbije jaren eens van naderbij bekijken. Door de brandharen die hij verliest tijdens het vervellen, veroorzaakt dit beestje irritatie aan de huid, de ogen en de luchtwegen. Jaar na jaar nemen de meldingen van eikenprocessierupsen toe, wat niet alleen toe te schrijven valt aan de klimaatverandering, maar ook aan onze liefde voor … de buxus. Omdat we die keurige struikjes in onze voortuinen zo fanatiek te lijf gingen met gif om van die andere plaag, de buxusmot, verlost te raken, maakten we ongewild een ander slachtoffer: de koolmees. Een vogeltje dat verzot is op rupsen, zowel die van de buxusmot als de eikenprocessierups. Door de afname van het aantal koolmezen kreeg de eikenprocessierups dus vrij spel. Zo zie je maar: wil je een plaag succesvol te lijf gaan, dan neem je maar beter je toevlucht tot natuurlijke bestrijdingsmiddelen – lees: de natuurlijke vijanden van het plaagdier. Niet alleen mezen, maar ook sluipwespen en -vliegen, roofwantsen, gaasvliegen en andere insecten werden al succesvol ingezet om opgang van de eikenprocessierups een halt toe te roepen.

eikenprocessierups.jpg
Rollin Verlinde

Komen plagen vaker voor dan vroeger?

Op deze vraag valt voorlopig moeilijk een eenduidig antwoord te geven, al zijn er heel wat factoren die de tendens inderdaad bevestigen. Niet alleen door de klimaatverandering, maar ook door menselijke activiteiten zoals ontbossing en intensieve landbouw raakt het natuurlijke evenwicht in kwetsbare ecosystemen verstoord. Met als gevolg dat sommige diersoorten sneller verdwijnen dan wij ze kunnen tellen. Anderzijds worden andere soorten dan weer talrijker en kan één soort in een bepaald gebied dominant worden en uitgroeien tot een plaag. Willen we die plagen in de toekomst voorkomen, dan moeten we alles op alles zetten om onze natuur weer gezond te maken, de biodiversiteit te versterken en het verstoorde evenwicht te herstellen. Kortom: werk aan de winkel!

Meer over


Gerelateerde artikels