Ga naar main content
dsc-0122.JPG

Op pad met de vogelringers van het Zwin

Jaarlijks worden er in België zo’n 700.000 wilde vogels geringd. Een huzarenwerk dat grotendeels wordt opgeknapt door vrijwilligers die vogel per vogel een metalen ring aanmeten en enkele kenmerken noteren. Een belangrijk ringstation voor ons land bevindt zich in het Zwin Natuur Park, waar je de ringers tijdens de najaarstrek elke voormiddag kan bezig zien. Daar spreken we dan ook af met Wouter Faveyts, wetenschappelijk deskundige van het park, om het te hebben over het hoe, wat en waarom van het vogelringen. 

Op een zeldzame zonnige augustusochtend, nog voor de deuren van het Zwin Natuur Park openen, pikt Wouter ons op aan de ingang van het Zwin. Op het programma: kleine zangvogels vangen, ringen en weer vrijlaten. Waarvoor dat allemaal goed is, ontdekken we van zodra Wouter uitgebreid begint te vertellen over de unieke trekgewoontes van een heleboel soorten die er op het eerste gezicht quasi hetzelfde uitzien: stuk voor stuk kleine, bruine vogeltjes. Die kennis komt niet uit de lucht gevallen, maar is het resultaat van decennialang ringonderzoek. 

Trekvogels rusten uit in het Zwin

“Vanaf de tweede helft van juli trekken kleine, insectenetende zangvogels volop richting hun wintergebied”, steekt Wouter van wal terwijl we richting de ringhut wandelen. “Ze leggen 100 tot 200 km per nacht af en wanneer de ochtend zich aandient, zoeken ze een geschikte plek om te landen en de rest van de dag door te brengen. Het Zwin is daar een ideale plek voor: ze kunnen hier veilig uitrusten en er is genoeg voedsel om op krachten komen. Om de vogels te laten weten dat ze hier welkom zijn, spelen we op het einde van de nacht vogelgeluiden af. Het gekwetter van soortgenoten trekt twijfelaars over de streep om hier even halt te houden.”

We komen aan bij het ringstation waar een heleboel witte zakjes aan twee schragen hangen. “Vanmorgen, vlak voor het eerste licht, hebben we onze vangnetten geopend. De vogels in deze zakjes haalden we uit die netten en kunnen we nu determineren en ringen.” Daarvoor werkt Wouter samen met Antoine Cornelis, vogelring-vrijwilliger van de werkgroep Zeebrugge, en Merel Philippaerts, aspirant-vogelringer die als stagiaire de nodige ervaring komt opdoen. “Vogels ringen is een serieuze aangelegenheid die je enkel mag uitvoeren als je over de nodige certificaten beschikt”, legt Antoine uit. “Na twee jaar opleiding en stage mag je jonge vogels in het nest ringen, om de netten te gebruiken moet je minstens dubbel zo lang ervaring opdoen.

fullsizeoutput-403.jpeg

Een schat aan informatie op één kleine ring

Dat er zoveel aandacht wordt besteed aan een degelijke opleiding voor ringers onderstreept het belang om de juiste gegevens te verzamelen én de dieren zo weinig mogelijk stress te bezorgen. “Soms maken de gevangen dieren veel lawaai, daarmee proberen ze mij af te schrikken in de hoop dat ik hen weer loslaat. En dat lukt ze ook”, knipoogt Antoine. “Nog geen twee minuten nadat ze weer het luchtruim kiezen, zie je ze trouwens alweer op insecten jagen.”

De coördinatie van het vogelringwerk gebeurt in België door het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen in Brussel. “Dat lees je trouwens af op de ringen die we gebruiken”, licht Wouter toe. “Op elke ring - hoe klein ook - staat bovenaan de code ‘MUS SC NAT 1000 BRUSSELS’ die verwijst naar de bevoegde instantie. Daaronder staat een unieke cijfercode die terug leidt naar één specifieke vogel. De gegevens van die vogel worden verzameld in een nationale database die we hier invullen tijdens het ringen. We noteren welke soort we geringd hebben, of het een volwassen vogel is of een vogel die dit jaar geboren werd, alsook het gewicht, de vleugellengte en het geslacht van de vogel (al is dat bij de kleine zangers meestal niet te bepalen).”

Antoine ringt, weegt en laat een rietzanger vrij
Antoine ringt, weegt en laat een rietzanger vrij

Wat gebeurt er met al die informatie?

Elk jaar groeit de database aan Belgische vogels aan met ongeveer 700.000 ringcodes. “Al moet je het woord  ‘Belgische’ wel met een korrel zout nemen”, volgens Wouter. “Alleen van vogels die op het nest geringd zijn, weten we zeker dat ze hier geboren zijn. Van de vogels die in onze netten terechtkomen, weten we niets over hun werkelijke geboorteplaats omdat ze vaak al dagenlang aan het vliegen zijn. Maar het stelt wetenschappers wel in staat om belangrijke trends te ontdekken. Eigenlijk moet je het ringwerk dat we hier verrichten zien als basisonderzoek. We verzamelen enorm veel gegevens die later gebruikt kunnen worden voor doorgedreven onderzoek naar bijvoorbeeld de veranderende migratieroutes van een bepaalde soort.”

Wouter voert de ringgegevens in in een nationale database
Wouter voert de ringgegevens in in een nationale database

Waarheen een vogel vliegt, kan je immers pas weten wanneer hij opnieuw in handen van een mens belandt. Wouter: “Slechts 1 tot 3 procent van de zangvogels met een wetenschappelijke ring wordt ooit teruggemeld, bij ringvangsten op een andere locatie of wanneer een particulier een overleden vogel vindt. Daarom is het ook noodzakelijk om zoveel mogelijk vogels te ringen, anders zie je nooit voldoende vogels terug om trends op te merken.” Vliegt er bij jou thuis een geringde vogel tegen het raam of vind je een vogel die ten slachtoffer viel aan een kat, dan kan je dat melden op de website van BEBIRDS

Zwartkop met kortere vleugels

Zwartkop met kortere vleugels

Een voorbeeld van wat ringonderzoek kan opleveren is het verhaal van de zwartkop, een vogel die erg vaak geringd wordt in ons land. Tot voor 50 jaar overwinterde deze kleine vogel met opvallend zwart mutsje in het Middellandse Zeegebied of West-Afrika. Maar sinds een paar decennia vliegen sommige vogels uit Centraal-Europa naar Groot-Brittannië om het koude seizoen te overbruggen. Deze deelpopulatie moet ongeveer 1000 km minder ver vliegen en hun vleugellengte is significant kleiner dan die van vogels die naar hun oorspronkelijke wintergebied blijven trekken. 

Wandelende encyclopedieën

Terwijl Wouter honderduit vertelt over de vogels die op de ringtafel belanden, gaan Antoine en Merel behendig verder met het determineren en meten van de vogels. “Kleine karekiet, ouder dan een jaar, 67 mm, 11,2 gram. Rietzanger, eerste jaar, 64 mm, 10,2 gram. Tuinfluiter, eerste jaar …”, somt Antoine achtereenvolgens op terwijl hij met een natuurlijke vlotheid de vogels hanteert: uit het zakje halen, soort en leeftijd determineren, vleugel meten en gewicht wegen. Ondertussen noteert Merel zijn bevindingen in een ordelijk schrift, om later in de database op te nemen. 

Links: Wouter Faveyts met een winterkoning - Rechts: determinatie van een tjiftjaf
Links: Wouter Faveyts met een winterkoning - Rechts: determinatie van een tjiftjaf

Als een wandelende encyclopedie vertelt Antoine waarop hij let om te bepalen welke vogel hij in handen heeft. “Om op soort te determineren moet je echt op de details letten. Om een tjiftjaf te onderscheiden van een fitis, kijk ik bijvoorbeeld naar het aantal handpennen dat een specifieke inkeping heeft. Vandaag vangen we vooral karekieten, maar ik zie het zo goed als meteen wanneer er een andere vogel in mijn vingers belandt. Soms is de staart recht in plaats van afgerond, dan is het waarschijnlijk een tuinfluiter of grasmus. De bosrietzanger heeft gelere poten, de rietzanger een opvallende wenkbrauwstreep en de winterkoning extreem korte vleugels - al zijn er bij die laatste nog veel meer kenmerken waardoor missen zelfs voor een leek haast onmogelijk is. Het verenkleed van de vogel verklaart zijn leeftijd: vogels die dit jaar geboren werden, hebben mooie, gloednieuwe pluimen met nog maar weinig kilometers op de teller. Oudere vogels van veel insectenetende zangvogels die in Afrika overwinteren vervangen hun oude veren pas in het wintergebied. Zij vliegen nu terug met een verfomfaaid pak dat duidelijke sporen van slijtage bevat.”

Zin om de vogelringers zelf eens bezig te zien?

Nog tot en met 7 november is het vogelringteam van het Zwin Natuur Park elke voormiddag op post. Je kan hen aan het werk zien en vragen stellen over de soorten die voorbij komen. Of en hoeveel vogels er exact geringd worden, hangt af van het weer: bij veel wind en regen blijven vogels liever een dagje in de luwte en als de wind landinwaarts waait, landen er sowieso minder trekkers in het Zwin. Hoe vroeger in de ochtend je langs de ringhut passeert, hoe meer kans dat er nog vogels geringd moeten worden en in september en oktober liggen de aantallen meestal hoger dan in augustus.

Praktische info

Meer over


Gerelateerde artikels