Hoe herken je diersporen in de natuur?
Je hoopt altijd wel stiekem op een ontmoeting met een wild dier, ook al is het van ver, wanneer je een wandeling in de ongerepte natuur maakt. Maar vaak zijn ze schuw en allerminst van plan zich te laten verstoren. In plaats van te wachten tot je er eentje ziet, kan je je ook overgeven aan een opwindende zoektocht naar tekenen die wijzen op de aanwezigheid van een of ander wild dier. Wie kruiste hier eerder jouw pad?
Wilde dieren laten niet alleen voetsporen achter om te ontdekken. Uitwerpselen, holen, veren, eieren, etensresten, braakballen, schuurplekken, modderbaden ... Overal om je heen zie je de bewijzen - als je weet waar je op moet letten. Met deze tips word jij de allerbeste detective van het bos!
Pootafdrukken
Het meeste kans om pootafdrukken te vinden, heb je in de buurt van water. Nabij vijvers, meren en rivieren zijn de paden modderig en is de grond op z’n minst wat zachter. Voetsporen zijn hier veel nadrukkelijker aanwezig dan op een harde ondergrond waarin details niet doordrukken. Ook zandgronden en sneeuw zijn erg dankbare plekken om sporen te zoeken. Idealiter ga je ‘s morgens op pad, wanneer de pootafdrukken nog vers en onbeschadigd zijn.
Om de voetsporen goed te kunnen bestuderen, moet je waarschijnlijk even door de knieën gaan. Afdrukken die stevig in de grond verankerd zijn, horen toe aan een dier met een zeker gewicht. Hoe groter de oppervlakte van één voetzool, hoe langer de poten van het dier. Soms is het best moeilijk om te bepalen aan wie een spoor precies toebehoort. Honden en vossen hebben bijvoorbeeld sterk gelijkende pootafdrukken. Best neem je een zakgids mee om de gevonden sporen nauwkeurig te vergelijken. Neem ook enkele foto’s die je achteraf kan analyseren.
Vind je hoefsporen, dan wijst dat op de aanwezigheid van een wild zwijn, een ree of zelfs een edelhert. Zie je duidelijke teenkussens, dan heb je te maken met een vos, een das of een andere marterachtige. De poten van egels, eekhoorns en knaagdieren lijken wel kleine handjes. En hoe je de pootafdrukken van vogels herkent, hoeven we je vast niet te vertellen. Het is ook belangrijk om tellen hoeveel tenen een dier heeft (aan voor- of achterpoten) en of er lange dan wel scherpe nagels aanwezig zijn. Tenslotte geeft de positionering van de afdrukken t.o.v. elkaar heel wat info weg: is het dier traag, snel, maakt het grote sprongen …?
Andere sporen
Hoewel pootafdrukken erg waardevol zijn, kan je dieren op nog zoveel andere manieren identificeren. Om die te vinden, ga je eerst op zoek naar paden die door dieren gebruikt worden: de wissels. Geef je ogen de kost en check of je holen of nesten vindt, onderzoek boomstammen en planten op vraatsporen, wees alert voor afgebroken takken en zoek naar plekken waar dieren een modder- of stofbad nemen. Ook uitwerpselen zijn een dankbare vondst. Als ze nog vers zijn, heb je het dier net gemist! Je kan er ook uit afleiden of je met een planteneter, roofdier of alleseter te maken hebt.
Een goede sporenzoeker is stil en discreet, gebruikt al zijn zintuigen en let op waar hij z’n eigen voeten zet. Veel succes!