Ga naar main content
schuimbeestje.jpg

Koekoeksspuug en andere schuimnesten

Verdenk je je huisgenoten ervan dat ze tijdens een ommetje door de tuin weleens in het gras durven te spuwen? Ga dan eens door de knieën en bestudeer dat schuimende kwakje van wat dichterbij … Wellicht heb je met het nestje van een bijzonder insect te maken.

Het nest van het schuimbeestje

Heb je al ooit gehoord van de schuimcicade? Nee, dit beige tot bruingrijze insect, met gevlekte vleugels en een lengte van zo’n 5 tot 7 millimeter, leeft niet in je badkuip. Vanaf de maand mei tot de vroege zomer kan je de Philaenus spumarius – van het Latijnse ‘spuma’ of schuim – wél spotten op heel wat planten in bossen, graslanden en de meeste tuinen in ons land. Vermoedelijk dus ook in die van jou! De schuimcicade is zelfs de meest voorkomende cicadesoort in België en Nederland.

Het ‘schuimbeestje’ of ‘spuugbeestje’ knabbelt op stengels en bladeren van planten om het sap eruit te zuigen. Wanneer dit vocht via de anus weer wordt uitgescheiden, blaast hij er lucht in om een soort opgeklopt eiwit te produceren, waar de nimfen schuimnesten mee aanleggen. In zo’n dotje schuim – ‘koekoeksspuug’ in de volksmond, maar eigenlijk is het meer een soort bubbelende, dunne ontlasting – vindt een onvolgroeide cicade gedurende drie maanden een veilig onderkomen. Vijanden en parasieten wagen zich namelijk niet aan het binnendringen van dit hoopje anaal zeepsop, en ook tegen uitdroging door de zon biedt het slijmerige schuim bescherming.

Na ongeveer vijf vervellingen heeft de cicade een stevig pantser en twee paar vleugeltjes ontwikkeld, en is hij klaar om de wijde wereld in te springen. En het schuim? Dat verdwijnt dan vanzelf, na een fikse regenbui.

Schuimcicaden zijn helemaal verzot op lavendel, maar licht vochtige grassen en houtige struiken vinden ze evengoed prima. En ook wilgen zijn populaire verblijfplaatsen, waar ze in het najaar massaal samentroepen om hun eitjes te leggen. Wandel je tijdens het daaropvolgende voorjaar nietsvermoedend onder zo’n boom door, dan kan je wel eens een schuimdouche in je nek krijgen … Maar ook op de grond is het opletten geblazen. De volwassen cicaden die zich aan je voeten in het gras schuilhouden, kunnen plots opschrikken en tot wel 70 centimeter ver springen – een honderdvoud van hun eigen lengte, wat maakt dat we hen tot de beste springers in ons land mogen rekenen.

Nog méér schuim in de natuur

Ook andere dieren hebben de bijzondere gewoonte om hun nageslacht in een pakketje van schuim te verpakken.

Eén daarvan komt ook in onze natuur voor: de Europese bidsprinkhaan. Deze exotisch ogende sprinkhaan kwam tot voor kort enkel in het uiterste zuiden van ons land voor, maar vorig jaar werd hij ook voor het eerst in Limburg gespot. Op het eerste gezicht zou je haar eierzakje, dat je in de herfst aan tuinplanten kan zien hangen, kunnen verwarren met een cocon – maar dat is het niet. Met speciale klieren op haar buik bedekt ze haar eitjes met een schuimige substantie, die vrij snel hard wordt en een consistentie krijgt die lijkt op piepschuim. Zo zitten de eieren goed geïsoleerd tegen de koude om de winter heelhuids door te komen. Pas in het voorjaar of zelfs de vroege zomer komen de jonge bidsprinkhanen uit hun beschermende eierdoosje tevoorschijn.

De schuimnestboomkikkers maken deel uit van de familie van de boomkikkers, waar ook onze eigen Europese boomkikker toe behoort, maar komen in ons land niet voor. Terwijl onze inheemse boomkikker haar eipakketjes in kikkerdril afzet op planten in snel opwarmend, ondiep water, legt haar verre Eurazische nicht haar eieren in een toefje schuim dat ze met haar achterpoten opklopt tijdens de paring. Sommige soorten hebben helemaal geen oppervlaktewater nodig om uit te groeien tot kleine kikkertjes, andere laten zich als kikkervisjes uit het schuimnest in het water vallen om daar verder te ontwikkelen tot volwassen kikkers.

Verder bestaan er ook nog een aantal vissoorten – afrofielen genaamd – die gebruik maken van schuimnestjes, zoals de dwerggoerami. Dit visje zal je bij ons enkel in een aquarium aantreffen, want ze leven per definitie in tropisch, zuurstofarm en stilstaand water. In de praktijk zijn het vaak enkel de mannetjes die de bubbelnestjes bouwen en onderhouden, zelfs als er geen vrouwtje of eieren in de buurt zijn.

Meer over


Gerelateerde artikels