Ga naar main content
Gewone wegslak
Gewone wegslak

Welk voordeel hebben naaktslakken?

De stekels van de egel, het gif van de adder, de felle kleuren van de lentevuurspin … De meeste organismen hebben een overduidelijk evolutionair snufje aan hun kant. Maar hoe zit het met de naaktslak? Hoe kan zo’n traag en kwetsbaar dier, zonder enige wapens of bescherming, toch succesvol zijn? Heeft de ‘wet van de sterkste’ de naaktslak overgeslagen?

Dat laatste is erg onwaarschijnlijk. Want doorheen de evolutie heeft de overgang van huisjesslak naar naaktslak niet één keer, maar twaalf keer plaatsgevonden (net zoals niet alleen vogels, maar ook vleermuizen en insecten kunnen vliegen). De naakte levenswijze van sommige slakken moet dus op de een of andere manier meer baten dan kosten opleveren. 

Grote huisjes, kleine huisjes, binnenhuisjes ...

De scheidslijn tussen huisjesslak en naaktslak is niet zo rigide als je op het eerste gezicht zou denken. De meeste naaktslakken dragen nog steeds een oude restant van een huisje met zich mee binnen in hun lichaam. Er zijn zelfs slakken die een piepklein huisje op hun rug hebben, zoals de Daudebardia brevipes. Die soort, sinds de prehistorie niet meer gezien in ons land, werd recent herontdekt door een onderzoeker van Natagora (de Waalse tegenhanger van Natuurpunt). No way dat de 2 cm lange slak in haar huisje van minder dan een halve centimeter past! 

Duadebardia brevipes
Natagora
Duadebardia brevipes

Elk voordeel heeft z’n nadeel

Slakken mét huisjes kunnen zich veilig terugtrekken uit de grote boze buitenwereld. Hun meeneemhut beschermt tegen uitdroging en slakkeneters. Tenzij hongerige predatoren zo hun huisje kraken. Verstoppen is immers nogal moeilijk, als je je droomwoonst op je rug meedraagt. En dan hebben we het nog niet gehad over de grote hoeveelheden kalk die slakken nodig hebben om een pantser te bouwen. Hier zijn naaktslakken dus in hun voordeel: ze passen in het kleinste gaatje om aan het zicht van rovers te ontkomen. Bovendien zijn ze niet afhankelijk van een kalkrijk dieet voor hun bescherming. 

Maar hoe zit het dan met die halfnaaktslak? Die is wél vatbaar voor uitdroging, kan zich níet terugtrekken in haar huisje, past voor geen meter in kleine verstopplekken en heeft wél kalk nodig. Wat is haar evolutionair voordeel? Helemaal zeker zijn biologen niet, maar waarschijnlijk ontstonden deze tussenvormen voor het eerst op tropische eilanden met een vochtig klimaat en weinig predatoren. 

Supersnelle evolutie

Hoewel we slakken met traagheid associëren, zijn het sneltreinen op vlak van evolutie. Door het metaal platina toe te voegen aan de omgeving van een huisjesslakkensoort, slaagden wetenschappers erin om in slechts één generatie tijd de uitwendige schaal te doen verdwijnen. Het hoeft dus niet altijd zo te zijn dat een organisme in hele kleine stapjes evolueert. Door een verandering van externe factoren worden soms grote sprongen ineens gemaakt. Ook bij de tuinslak - onze meest bekende huisjesslak - is die snelle evolutie aangetoond: op enkele tientallen jaren tijd komt een bepaalde kleur vier keer meer voor omdat ze beter opgaat in de omgeving. 

Het is trouwens niet zo dat naaktslakken helemaal geen manieren hebben om zichzelf te beschermen. Sommige soorten, zoals de gevlekte akkerslak, kunnen net zoals hagedissen en salamanders een stuk van de staart afwerpen bij gevaar.

Links: gevlekte akkerslak, rechts: kleurvariaties van de gewone tuinslak
Links: gevlekte akkerslak, rechts: kleurvariaties van de gewone tuinslak

Overvloed aan slakken beperkt het risico

Hoe dan ook ben je als naaktslak erg kwetsbaar. Het gevaar komt uit alle hoeken: vogels, egels, spitsmuizen, kikkers, padden, hagedissen, hazelwormen en zelfs bepaalde insecten en spinnen zijn gek op een portie slak. De overlevingskansen van naaktslakken zijn dan ook gering. Ze worden vaak nog geen jaar oud en leggen in die tijd tot 500 eitjes. Er kan dus al heel wat mislopen met het nageslacht, opdat er toch eentje de dans kan ontspringen. 

De natuur maakt wel vaker gebruik van constructies van overvloed. Kijk bijvoorbeeld naar de eik: die maakt jaar in jaar uit duizenden, misschien wel tienduizenden eikels aan. Maar in zijn ganse bomenleven, groeit er gemiddeld slechts één nootje uit tot een volwaardige eik. 

Meer over


Gerelateerde artikels