Ga naar main content
berkenpollen.jpeg

Waarom sollen pollen zo met je neus?

Het pollenseizoen is dit jaar extra vroeg van start gegaan. Sommige mensen met een pollenallergie begonnen zelfs al voor de jaarwisseling te snotteren, want o.a. de hazelaar stond eind december reeds in bloei. Maar wat zijn pollen precies? En welke van hun eigenschappen maakt dat zoveel mensen er een allergie voor ontwikkelen? 

Wanneer we het in de volksmond over pollen hebben, bedoelen we daar het stuifmeel van bloeiende planten mee. De twee termen kunnen door elkaar gebruikt worden, maar over het algemeen gebruiken we het Nederlandse woord ‘stuifmeel’ wanneer we het over de voortplanting van planten hebben, tegenover het uit het Latijn afkomstige woord ‘pollen’ wanneer we het hebben over de veroorzaker van allergieën. 

Strikt genomen is ‘pollen’ trouwens een enkelvoudig woord waarbij het lidwoord ‘het’ hoort, maar omdat bijna iedereen het woord als een meervoud opvat (en dat ook taalkundig aanvaard wordt), gaan we in dit artikel mee met die trend. Voor de volledigheid: omwille van de oorsprong van het woord ‘pollen’ kan je dus nooit over ‘één pol’ spreken. Tenzij je het bijvoorbeeld over een pol gras hebt (de groene plant met wortelkluit). 

Wat zijn pollen of stuifmeel?

Vaak wordt gedacht dat ‘pollen’ de zaden van planten zijn, zoals de dikke pluistapijten die de wilg in het voorjaar rondstrooit. Maar die pluisjes veroorzaken hoogstens een kriebel in je neus wanneer ze daar terechtkomen. De echte allergieën worden op dat moment van het jaar door andere soorten veroorzaakt – soorten die in bloei staan.

Toch kan je pollen op een iets andere manier wél beschouwen als plantenzaad. Want stuifmeelkorrels zijn met een moeilijk woord ‘microgametofyten’: cellen waarin plantaardige spermacellen (of zaadcellen) meereizen. Onder de microscoop zien pollen eruit als kleine, stekelige doosjes met een harde schil. Die schil wordt pas week wanneer het stuifmeel op de stamper van een soorteigen, vruchtbare bloem terechtkomt. Eens zo’n korrel voelt dat hij goed zit, produceert hij een ‘pollenbuis’ waardoor de zaadcel naar de eicel migreert. Dan pas vindt de bevruchting (of bestuiving) plaats en wordt het échte zaadje gevormd. De bevruchte eicel groeit uit tot een kiemplantje, dat goed beschermd in een zaadomhulsel klaar is om de wereld te verkennen. 

Waarom zijn zoveel mensen allergisch aan pollen?

Maar hoe komt het toch dat stuifmeel ons immuunsysteem op hol doet slaan? Het is 100% natuurlijk en al honderden miljoenen jaren aanwezig op onze planeet. Maar dat iets natuurlijk is, wil niet zeggen dat ons lichaam er weg mee weet. Zeker niet wanneer het zo alomtegenwoordig is als stuifmeel. 

Het probleem is immers dat mensen meestal allergieën ontwikkelen voor stoffen waarmee ze in hun kindertijd veelvuldig in aanraking kwamen. Kijk maar eens naar de meest voorkomende allergenen: pollen, huisstoffmijt, huisdierharen en voedsel zijn stuk voor stuk zaken die je (bijna) niet kan ontlopen. De pollen an sich zijn dus niet de boosdoener, wel hun massale aanwezigheid. 

Wat maakt nu dat sommige mensen allergieën ontwikkelen en anderen niet? Dat heeft vermoedelijk met hun genen te maken. Wie genetisch voorbestemd is om sneller overgevoelig te worden aan bepaalde stoffen, is vaker de pineut. Voor welke stoffen (of voor welke pollen) je precies allergisch bent, kan je laten testen. Daarmee weet je dan ook meteen in welke periode je ogen zullen tranen en je neus zal lopen: de bloeitijd van de plant in kwestie. 

Meer over


Gerelateerde artikels