Ga naar main content
on-afl2-tureluur2.jpg

Nevenpersonage van de week: de tureluur

De documentairereeks van Onze Natuur barst van de inheemse dieren, planten en zwammen. Bekende én minder bekende soorten bevolken de komende weken jouw televisiescherm. En hoewel Wim Opbrouck zijn uiterste best doet om over elk levend organisme dat in beeld komt wat meer te vertellen, zijn zelfs 50 minuten per aflevering nog lang niet genoeg voor een uitgebreide kennismaking. In deze rubriek richten we daarom onze schijnwerpers op een ‘onderbelichte’ soort. Deze week in de aflevering ‘Aarde’: de tureluur.

Steltloper op rode poten

De slikken achter de duinen in het Zwin zijn een waar vogelparadijs. Wanneer in deze tweede aflevering van de docureeks ingezoomd wordt op de vele kustvogels, zien we ook de tureluur in het lage water woelen op zoek naar kleine slakjes, vlokreeftjes en zeeduizendpoten. Deze vogel uit de familie van de strandlopers en de snippen herken je al van ver aan zijn felrode, lange poten en zijn spitse, rode snavel die eindigt in een donkere punt. Zo kan je hem zeker niet verwarren met de wulp of de grutto, die bovendien een maatje groter zijn. Met zo’n 25 tot 30 centimeter is deze steltloper eerder klein van gestalte. Zijn verenkleed is grijsbruin gespikkeld en zijn vleugels hebben een brede, witte achterrand – een handig hulpmiddeltje om hem te onderscheiden in de vlucht. En zijn mooie, poëtische naam? Die heeft de tureluur te danken aan het geluid dat hij maakt: een vloeiend, fluitend ‘tju-lu-luu’, dat overgaat in een schelle ‘tjuuk!’ wanneer hij alarm slaat. 

tureluur-op-de-wad.jpg
Yves Adams

Kwetsbare weidevogel

Aan onze Belgische kust is de tureluur steeds minder algemeen, in die mate zelfs dat hij als kwetsbare soort op de Vlaamse rode lijst van broedvogels staat. De tureluur houdt namelijk ook van natte, kruidenrijke graslanden in het binnenland, waar hij zich in de broedtijd volop tegoed kan doen aan wormen, insecten en spinnen, en in de kleine slootjes en greppels krioelt het bovendien van de smakelijke kikkervisjes. Als gevolg van de grootschalige melkveehouderij vindt hij hier echter steeds minder voedsel en beschutting om in alle rust te broeden en zijn jongen groot te brengen. Enkel wanneer de boeren voldoende kruiden laten groeien en het gras pas maaien wanneer de jonge vogels klaar zijn om uit te vliegen, kan de soort zich enigszins herstellen. 

Broeden in een knus grasnestje

Als hij toch aan broeden toekomt – van half april tot juni – dan maakt de tureluur zijn nest op de grond, in het hoge gras. Vakkundig buigt hij de lange grashalmen over het nest heen, zodat het extra goed verstopt zit voor ongewenste pottenkijkers. Vaak zoekt hij de nabijheid op van een nestelende kievit, want die weet als geen ander hoe je roofdieren op afstand houdt. Op zijn kennis en ervaring surft onze tureluur maar wat graag mee! Gemiddeld legt het vrouwtje een viertal eieren, waar het paartje afwisselend op broedt gedurende 22 à 25 dagen. Als rasechte nestvlieders gaan de jongen al snel hun eigen weg, al houdt vadertje tureluur zijn kroost wel nog vanop een afstand in de gaten zodat ze geen domme dingen doen. Eens ze sterk genoeg zijn, mogen ze mee op najaarstrek om de winter door te brengen in meer zuidelijk gelegen kustgebieden.

tureluur-in-het-gras.jpg
Yves Adams

Meer over


Gerelateerde artikels