Ga naar main content
photo-urban-forests-1.jpg
Nicolas de Brabandère

Minibossen brengen natuur naar de stad

België is een van de meest verstedelijkte landen van Europa. In een poging om onze steden groener te maken, duiken overal te lande minibosbosprojecten op. Een klein maar krachtig antwoord op de klimaatverandering en het verlies aan biodiversiteit. 

Op een boogscheut van de snelweg, vlakbij een windmolenpark, naast een winkelcomplex, tussen twee kantoorgebouwen, aan de rand van een grote boulevard … Ook in grote steden zijn er tal van mogelijkheden om bossen te laten groeien. Het creëren van grote, groene ruimtes is misschien een brug te ver in een bestaande infrastructuur, maar het is wel mogelijk om zogenaamde ‘stadsbossen’, ‘minibossen’ of ‘tiny forests’ op de kaart te zetten. Met zulke initiatieven wordt de stad aantrekkelijker om in te leven, krijgt de natuur meer ademruimte en levert de buurt haar bijdrage aan een ambitieus klimaatplan. 

Maar liefst 97% van onze inwoners leeft in een stadsomgeving. Daarmee is België een van de meest verstedelijkte landen van Europa. Elk extra stukje groen is dus meer dan mooi meegenomen. In ons land tellen we ondertussen een dertigtal van dit soort minibossen. Bezieler achter deze projecten is bioloog Nicolas de Brabandère, die met zijn project ‘Urban Forests’ groene ecosystemen recreëert. Hij paste als eerste de ‘Miyawaki-methode’ toe in onze contreien. 

Die methode werd in de jaren ‘70 ontwikkeld door de Japanse botanicus Akira Miyawaki, expert in plantenecologie en natuurlijke bossen. Zijn techniek staat garant voor een razendsnelle groei van inheemse planten op stedelijke bodem. Wereldwijd werden reeds duizenden bossen en miljoenen bomen aangeplant volgens zijn adviezen. “Op vier jaar tijd is dit project enorm geëvolueerd. Plots hebben stadsbewoners een mogelijke oplossing ontdekt voor allerlei problemen gelinkt aan klimaat, biodiversiteit en het verdwijnen van groen. Ze beseffen meer dan ooit dat ze er zelf iets aan kunnen doen,” zegt de Belgische bioloog. 

photo-urban-forests-2.jpg
Nicolas de Brabandère

Tien maal sneller dan een klassiek bos

Nicolas verklaart ook waarom deze kleine stadsbossen uitgroeien tot zulke diverse ecosystemen: “We recreëren een stuk bos zoals het spontaan zou ontstaan, maar dan in sneltempo. Een bos zoals het er misschien lang geleden bijstond op dezelfde plaats, met een veelheid aan soorten en een bodem vol leven. We realiseren een soort kleinschalig bosideaal.” Om dat resultaat te bereiken, moet de bodem losgemaakt en bewerkt worden. “Hoe losser de grond, hoe makkelijker de wortels kunnen groeien en hoe vlotter paddenstoelen opduiken. Zo kan ook het water beter insijpelen. Al ons voorbereidend werk vergemakkelijkt de groei van bomen omdat we voedingsstoffen toevoegen, de bodem decompacteren, de vochtigheid verhogen …” Er wordt ook een mulchlaag aangebracht om het bodemleven sneller te herstellen en te beschermen tegen erosie, koude en hitte. Dat trekt veel kleine insecten aan die extra leven in de brouwerij brengen. 

In één stadsbos worden 15 tot 30 inheemse boom- en struiksoorten aangeplant. Ze worden gekozen op basis van de klimatologische eigenschappen van de site. “Je kan duidelijk zien dat deze soorten gezonder zijn wanneer we ze samen aanplanten, dan wanneer we ze geïsoleerd plaatsen. De nabijheid van andere bomen werkt een soort van competitie in de hand waardoor de bomen sneller groeien om het licht proberen af te nemen van de anderen. Ook ondergronds staan ze met elkaar in verbinding, waardoor de bomen veerkrachtiger zijn: ze wisselen o.a. voedingsstoffen en water uit, maar ook informatie over ziekten of plaaginsecten,” zo verzekert Nicolas ons. Door de bomen samen te zetten in een klein, groen eiland ontstaat bovendien een microklimaat en zijn de bomen beter opgewassen tegen koud, hitte en wind. 

De belofte van de Miyawaki-methode is niet min: bossen zouden maar liefst tien keer sneller groeien. “Dat is geen tovenarij, de bomen groeien hier simpelweg onder de allerbeste omstandigheden zodat ze hun maximale groeipotentieel bereiken. Wanneer je een braakliggend stuk grond aan zijn lot overlaat, komen er eerst grassen, eenjarige en tweejarige planten tevoorschijn, daarna struiken en pioniersoorten en pas veel later verschijnt het volwassen bos in al zijn glorie.” Dat proces neemt veel tijd in beslag. Waarschijnlijk doet de natuur er bij ons 200 tot 300 jaar over om zo’n bos van nul te creëren. “Dankzij onze methode kunnen we deze ingewikkelde opeenvolging van soorten overslaan. Van bij het begin planten we bomen en we bereiken de complexiteit van een eeuwenoud ecosysteem op enkele tientallen jaren tijd. En dat zit hem niet in de hoogte van de bomen, maar in het aantal onderlinge verbindingen, in de bodemkwaliteit en de hoge biodiversiteit. Op kleine schaal betekent het een enorme rijkdom.”

Het effect van een minibos

Het resultaat is een echte explosie aan biodiversiteit die zelfs meer CO2 kan opslaan dan een conventioneel bos. Met deze initiatieven maken we onze steden dus niet alleen groener, maar dragen we ook ons steentje bij aan het tegengaan van de klimaatverandering. Zulke aanplantingen hebben een heleboel positieve effecten. “Het zijn groene oases die de omgeving afkoelen en geluiden dempen. Ze vormen een prachtige habitat voor diverse vogels, insecten, schimmels, kleine zoogdieren en planten.” En dan hebben we het nog niet gehad over de vele voordelen voor de bodem en de betere infiltratie van regenwater. 

Een belangrijk neveneffect is dat de levenskwaliteit van de omwonenden erdoor verbetert. “Iedereen heeft liever planten in zijn buurt dan een betonnen muur of stenen gebouw. Er hangt ook een participatief luik aan vast: in plaats van het leven om hen heen te ondergaan, worden buurtbewoners actief betrokken bij het aanplanten van de bomen. Door een ecosysteem te zien ontstaan, raken mensen eraan gehecht en krijgt de buurt een eigen identiteit.” Minibossen verhogen dan ook merkelijk de waarde van een wijk. Hoe meer groen in de buurt, hoe waardevoller ze wordt om in te wonen. 

Hoewel het aanplanten ervan veel werk met zich meebrengt, is er weinig onderhoud aan deze stadsbossen. Alleen tijdens de eerste twee jaren moeten invasieve exoten indien nodig actief bestreden worden, wanneer ze de groei van inheemse soorten vertragen. Vanaf het derde jaar zijn de bossen volledig autonoom. Je hoeft ze geen water te geven of te snoeien. Toch is het niet mogelijk om eender waar zo’n minibos aan te leggen. “Je hebt volle grond nodig. Een laag beton moet sowieso verwijderd worden. Er mogen ook geen ondergrondse nutsvoorzieningen liggen en de plek moet toegankelijk zijn. Omheen het bos is extra ruimte nodig, omdat het door de groei meer plaats nodig zal hebben dan het initieel toegewezen kreeg”, verduidelijkt Nicolas. De bioloog heeft trouwens een erg druk jaar voor de boeg, met een heleboel nieuwe minibosprojecten die op stapel staan in België.

Meer over


Gerelateerde artikels